De bereidheid gegevens te delen via de smartphone (augustus 2019)

Steeds meer mensen hebben een smartphone, en mobiele apparaten maken steeds vaker deel uit van het dagelijkse leven. Deze ontwikkelingen zouden onderzoekers de mogelijkheid kunnen geven om data die is verkregen via een smartphone te combineren met de antwoorden van respondenten in een vragenlijst, of zou zelfs als vervanging voor het invullen van een vragenlijst kunnen worden gebruikt; een nieuwe vorm van dataverzameling dus. Het voordeel voor onderzoekers is dat er geen sociaal-wenselijke antwoorden worden gegeven en dat ze ook niet te maken hebben met respondenten die vergeten iets in te vullen en daardoor niet volledig antwoorden. Voor respondenten is het voordeel dat ze minder vragen hoeven te beantwoorden omdat een aantal data automatisch wordt verzameld. Aan de andere kant hebben we te maken met de privacy en andere bezwaren tegen het verzamelen van zogenoemde sensordata, waardoor men misschien niet meedoet aan dit type onderzoek.

Tot nu toe is er weinig bekend over of mensen bereid zijn om mee te werken aan en toestemming geven voor het verzamelen van sensordata. Alle reden om dit te onderzoeken in het LISS panel. In de periode tussen november 2017 en mei 2018 is o.a. aan de panelleden gevraagd of ze bereid zouden zijn

  • hun huidige locatie eenmalig te delen,
  • een foto van hun huis of van henzelf te maken,
  • een video van hun omgeving te maken,
  • een fitness armband te dragen.

De volgorde waarin dit werd gevraagd varieerde. Ook de opdrachtgever van het onderzoek werd afgewisseld: het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een universiteit, of een marktonderzoeksbureau. Daarnaast werden de voordelen benoemd om aan het verzoek mee te werken. Bijvoorbeeld, bij de vraag of men de huidige locatie wilde delen werd gemeld dat men daardoor geen vragen hoefde te beantwoorden over waar men naartoe gereisd was en hoe; bij de vraag om een foto van zichzelf te maken werd vermeld dat men dan geen vragen hoefde te beantwoorden over hoe men zich voelde (blij, boos, verdrietig enz.).

Bij alle situaties werd vermeld dat men de data die verzameld was kon zien en kon wijzigen, dat de informatie vertrouwelijk was en de data geanonimiseerd, en dat er geen persoonlijke informatie uit kon worden afgeleid.

Daarna volgden nog enkele vragen over hoe handig iemand met de smartphone is, hoe vaak men foto’s maakt of video’s, en hoe vaak men apps gebruikt waarbij de GPS-locatie bekend moet zijn. Ook werd gevraagd in welke mate men over het algemeen bezorgd is over de privacy en of men vaker heeft meegedaan aan onderzoeken waarbij sensordata werden verzameld.

 

Voor het vervolgonderzoek werden de panelleden geselecteerd die ook aan de eerste vragenlijst hadden meegedaan. De helft kreeg de vragenlijst een maand na de eerste vragenlijst voorgelegd, de andere helft na zes maanden. Er werd een situatie beschreven waarin een universiteit de respondenten uitnodigde om aan een wetenschappelijk onderzoek mee te doen. Hiervoor moest men zijn GPS-locatie delen door het downloaden van een app. Onderzoekers zouden met de verzamelde data meer kunnen leren over hoe mensen zich verplaatsen en hoe mensen reizen. Het onderzoek duurde een week en men moest de app tot het eind van het onderzoek op de smartphone geïnstalleerd laten, wel kon de app worden in- en uitgeschakeld. En men zou een vergoeding van tien euro krijgen voor het meedoen.

De vraag was of men bereid zou zijn aan zo’n onderzoek mee te doen. Vervolgens werd gevraagd of men bezorgd zou zijn

  • over de anonimiteit van zijn gegevens,
  • hoe de onderzoekers de locatiegegevens zouden gebruiken,
  • of er misbruik zou worden gemaakt van de gegevens of dat die aan andere partijen zou worden afgestaan,
  • dat men geen controle meer zou hebben over zijn eigen gegevens.

Uit het onderzoek blijkt dat óf men bereid is aan zo’n onderzoek mee te doen afhangt van wie vraagt of men meedoet, met welk type sensor (GPS, camera, QR code) en de orde van grootte van het verzoek. Maar het hangt ook af van hoe handig iemand is met de smartphone, of men al eerder aan soortgelijk onderzoek heeft meegedaan, en met privacybezwaren.

Zo is 29,9% van de panelleden bereid om de GPS-locatie te delen, 38,2% zou zeker of waarschijnlijk een foto nemen van hun huis, 23,6% zou een video maken van de omgeving, en 17,7% zou een foto nemen van zichzelf. Het dragen van een fitnessarmband kan rekenen op meer vrijwilligers: 60,3% zou dit doen. Dit betekent dat meedoen niet alleen afhangt van het type sensor (GPS, camera enz.), maar ook wat men moet doen.

Wordt het onderzoek gedaan door een universiteit dan is men eerder bereid om een app te downloaden voor het onderzoek dan voor een overheidsorganisatie en voor een marktonderzoeksbureau.

Hoe handig men is met een smartphone heeft geen effect op de bereidheid om mee te doen. Maar of men een foto van zichzelf wil maken voor het onderzoek hangt wel af van hoe vaak men al foto’s neemt met de smartphone. En het downloaden van een onderzoeksapp verhoogt de bereidheid om de GPS-locatie te delen.

Hoe bezorgd men over het algemeen is over privacy heeft effect op de bereidheid om mee te doen aan het onderzoek: hoe bezorgder men is, hoe minder bereid men is om mee te doen. Dat geldt voor alle onderzoeken: GPS-locatie, foto van het huis of van zichzelf, en video van de omgeving. Het garanderen van de privacy heeft alleen effect op het delen van de GPS-locatie.

Panelleden zijn ook meer geneigd om mee te doen als ze feedback krijgen over de data die zij ter beschikking stellen. Panelleden zijn meer bereid om mee te doen als wordt aangegeven dat het belangrijk is voor de wetenschap.

De belangrijkste reden om niet mee te doen aan zo’n onderzoek is de zorg om de privacy en de anonimiteit (44,25%), 9,48% van de panelleden noemde geen reden, en 7,42% geeft aan dat ze bang zijn geen controle te hebben over wie de data gebruikt en met welk doel.

Op de vraag wat er gedaan kon worden om hun mening te veranderen, antwoordde 29,3% van de panelleden dat niets hun mening kon doen veranderen of dat men niet wist wat ervoor nodig zou zijn. Redenen om wél hun mening te veranderen zijn: als er minder persoonlijke informatie zou worden gevraagd (geen foto van iemands huis of van iemand zelf), als de privacy/anonimiteit wordt gegarandeerd door het onderzoeksbureau, en als men zelf meer controle zou hebben over hoe de data wordt gebruikt en door wie. De vergoeding wordt slechts door 3,53% genoemd, en ook feedback wordt niet veel genoemd (minder dan 1%), hoewel degenen die feedback zouden willen krijgen wel meer bereid zijn om mee te doen. 

Verder blijkt uit het onderzoek dat men eerder bereid is om mee te doen als het gaat om actieve taken (bijvoorbeeld gebruik van een camera) dan passieve taken (het delen van GPS-locatie), maar het nemen van foto’s van hunzelf is een taak die niet graag wordt uitgevoerd omdat men dat meer persoonlijk vindt dan het delen van GPS-locatie.

 

Er zou in relatie tot dit onderwerp veel meer onderzoek moeten worden gedaan. LISS panelleden hebben mogelijk in het verleden al meegedaan met allerlei experimenten waarbij een smartphone werd gebruikt (mobiliteitsonderzoek, tijdsbesteding). Zij zouden daarom mogelijk meer geneigd zijn om mee te doen omdat ze het al een keer eerder hebben gedaan. Ook moet er meer onderzoek worden gedaan naar of mensen niet alleen zéggen dat ze zullen meedoen, maar het ook daadwerkelijk doen als wordt gevraagd een app te downloaden of een foto te maken.

 

Bron: Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van Utrecht University, University of Groningen en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het artikel is nog niet beschikbaar, maar de onderzoekers vonden het leuk om enkele onderzoeksresultaten al met u te delen.